Wie benieuwd is hoe Rijk en regio tot 2040 omgaan met de bereikbaarheids- en woningbouwopgaven van de Metropoolregio Amsterdam, was op vrijdagmiddag 15 februari te vinden in Pakhuis de Zwijger. Daar vond de informatiebijeenkomst van het programma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid plaats onder leiding van dagvoorzitters Duco Hoogland en Kamran Ullah. Aanwezigen kregen tijdens deelsessies ruimte om vragen te stellen over de invulling van het programmaplan.

Ongeveer tachtig mensen waren bijeen om meer te horen over het programma, maar ook om te discussiëren en input te leveren. Onder andere vertegenwoordigers van gemeenten, de twee provincies, Vervoerregio Amsterdam, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat waren aanwezig. Maar ook belangenvertegenwoordigers van vervoerders en het bedrijfsleven kwamen hun zegje doen. 

Samen keuzes maken

Aan het einde van dit jaar worden er richtinggevende keuzes gemaakt voor het programma. Dan worden scenario’s uitgewerkt hoe auto, ov, spoor, netwerken en ringen er in de toekomst uit kunnen zien. Daarbij worden de eerdere ervaringen met spitsmijden en slimme deelconcepten meegenomen. Aan het einde van het jaar moet duidelijk zijn welke kant het programma op gaat. Dat lijkt nu misschien nog ver weg, maar deze dag was heel goed om input te krijgen van alle aanwezigen. Dat helpt zeer bij het maken van de goede keuzes, nu al. 

Er is tot nu toe ook al een hoop gebeurd. Het onderzoek naar het Daily Urban System in de MRA is opgeleverd, net als de ruimtelijke atlas. Daarmee is een heldere uitgangsituatie gecreëerd voor de verstedelijking en bereikbaarheid in 2025 en worden de contouren duidelijk hoe de MRA er in 2040 uit gaat zien.

Collectief belangrijker dan individu

Programmamanager Lennart Salemink weet wel wat de grootste uitdaging wordt: ‘Als we alle wensen en ideeën voor de mobiliteit in de MRA uit willen voeren, dan hebben we de komende twintig jaar 50 miljard euro nodig. Dat geld is niet voorhanden. Daarom moeten we met elkaar keuzes maken. En als we het op een slimme manier doen is er ook minder budget nodig. Dat doen we door naar het hele gebied te kijken. Waar is nog bestaande infrastructuur waar gebouwd kan worden? Waar gaan we verstedelijken en welk mobiliteitssysteem past daarbij? Op basis daarvan komen we tot breed gedragen en doelmatige keuzes.’ 

Programmamanager Frans Hasselaar vult aan: ‘Er zijn natuurlijk al veel samenwerkingsverbanden tussen Rijk en regio en daar werken we intensief mee samen. Maar je kunt alleen tot goede besluiten komen als je op één plaats bereikbaarheid en verstedelijking als rijk en regio afweegt. Daar is het programma voor bedoeld. Wij willen voorkomen dat we straks een programma zijn dat al die onderzoeken van verschillende projecten bij elkaar brengt. We willen juist nu al alles in samenhang bekijken. Bij het programma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid werken rijk en regio daarom al vanaf het prille begin samen. De ontstaansgeschiedenis van een project ligt normaal bij rijk of regio, nu worden projecten écht samen gedragen.’

Wees kritisch 

Het bredere plaatje: daar was deze informatiemiddag ook voor bedoeld. Hebben we zaken over het hoofd gezien? Waar moeten we nog meer rekening mee houden bij het maken van de richtinggevende keuzes aan het einde van dit jaar? Om samen tot betere plannen te komen, is input van stakeholders hard nodig!

Natuurlijk is alles niet meteen duidelijk na de informatiemiddag, daarvoor moeten we in gesprek blijven. ‘We komen graag bij de gemeenten, provincies, werkgevers en vervoerders langs voor een kopje koffie en een presentatie. We zijn echt benieuwd naar jullie ideeën’, benadrukte Salemink. 

Nu al goede vragen

De input kwam ook al op de bijeenkomst. Tijdens deelsessies over de vier programmalijnen werd geschetst waar we nu staan en wat de volgende stappen zijn. Dat leverde een aantal interessante discussies op. Zo werd bij de deelsessie over Slimme en Duurzame Mobiliteit en Stedelijke Bereikbaarheid gespard over flexibele starttijden van scholen en er werd opgemerkt over het weer: ‘het moet eigenlijk altijd code geel zijn. Dan zie je dat mensen wel kiezen voor een andere manier van vervoer, of er toch voor kiezen een dagje thuis te werken.’ Bij Stedelijke Bereikbaarheid werden regelmatig de first en last mile genoemd. Vooral de eerste en laatste kilometer van een reis kunnen verbeterd worden. Maak op station bijvoorbeeld meer parkeerplekken voor e-bikes, zorg voor betere P&R-faciliteiten of voor meer voorzieningen, zoals een supermarkt. 

De e-bike kwam ook ter sprake bij de deelsessie over Netwerken, Ringen en de Stad. De opkomst van die elektrische fiets biedt veel nieuwe perspectieven voor woon-werkverkeer, omdat nu afstanden van 15 km gehaald worden in plaats van 7,5. Wordt dit ook meegenomen in de scenario’s voor dit programma? 

In de deelsessie over Zuidwest Amsterdam-Schiphol-Hoofddorp (ZWASH) werd vooral gekeken hoe deze internationale corridor zich vergelijkt tot andere corridors in het buitenland. En dat we er eigenlijk best trots op kunnen zijn. Maar er waren ook zorgen. In het gebied is bijna geen ruimte meer voor uitbreiding van de weginfrastructuur. Daarom moet je tot andere oplossingen komen. Het gebied van ZWASH is nu ook heel scherp afgebakend. Misschien is het ook goed om buurgemeenten te betrekken.  

Verder kwam ook rekeningrijden, zelfrijdend vervoer, de uitkomsten van de klimaattafels en inclusiviteit aan de orde. 

Groeten uit 2040

Hoe ziet de metropoolregio Amsterdam er in 2040 uit? Dat is waar we op deze dag over van gedachten van wisselden. We weten het natuurlijk nog niet precies, maar deze dag heeft bijgedragen aan een beter beeld. We zijn een stapje dichter bij de polaroid/ansichtkaart die we met z’n allen willen maken: Groeten uit 2040!