In de komende jaren zal de MRA blijven groeien, in termen van inwoners en werkgelegenheid. Dat betekent meer verkeer in en rondom de steden en daar moet op geanticipeerd worden. Tegelijkertijd loopt het mobiliteitsnet vast en kampt de regio met een chronisch gebrek aan ruimte. Wegverbredingen worden steeds complexer en duurder, dus is het zoeken naar kansen om slimmer gebruik te maken van wat er al is. Maar hoe maak je zo’n efficiëntieslag? Anne Boer en Feike-Jan Nauta deden onderzoek naar de kansen rondom corridorhubs. ‘Als bovenlokale partijen moet je in lokale behoeften kunnen voorzien.’
‘Corridorhubs zijn plekken langs bijvoorbeeld de snelweg, waar forenzen een gemakkelijke overstap kunnen maken van de auto (of fiets) naar het OV. Hiermee vermijd je de file en zorg je voor minder drukte in de trein of bus.’ Aan het woord zijn Feike-Jan Nauta (Vervoerregio Amsterdam) en Anne Boer (RWS). Vanuit SBaB zijn zij de trekkers van de Uitwerking Grote Corridorhubs MRA, waarin gekeken is waar en hoe grote corridorhubs gerealiseerd kunnen worden.
Recent deden zij onderzoek naar de mogelijkheden van corridorhubs binnen de MRA. Het devies? Verschillende modaliteiten in samenhang te bekijken, ze optimaal te benutten en de leefbaarheid van de MRA – ondanks toenemende drukte – op peil te houden. Dit najaar presenteren zij hun bevindingen aan het DO SBaB.
Een aanlokkelijk alternatief
Met corridorhubs kan je middels relatief kleine ingrepen extra capaciteit en ruimte creëren in het bestaande mobiliteitsnetwerk, zo is het idee. Dus, benadrukt Anne, corridorhubs zijn een middel en geen doel op zich. ‘Uiteindelijk wil je minder verkeer op de drukste stukken snelweg door automobilisten een alternatief te bieden, ook als zij niet hun hele reis met OV kunnen afleggen.’
Naast congestie is ook parkeren een belangrijke push-factor, vult Feike-Jan aan: ‘In de stad zie je dat er zo veel bedrijvigheid is, met voetgangers en fietsers. Men vraagt zich steeds vaker af: “Willen we die auto hier nog wel hebben?”’ Op steeds meer plekken in Amsterdam krijgt de auto minder plek en de verwachting is dat autoluw beleid in steden een steeds grotere rol gaat spelen. Kun je straks met de auto nog wel komen waar je wil en zo ja, waar kun je dan nog (betaalbaar) parkeren? Ook vanuit dat perspectief moet je forenzen dus een alternatief bieden.
Feike Jan: ‘Om die shift te kunnen maken naar autoluwe (binnen)steden, moet je wel iets terugdoen. Je moet mensen helpen die transitie te maken. Daarin kunnen hubs een mooie rol vervullen.’
Kansrijke locaties scouten
Het gesprek over corridorhubs is niet nieuw; binnen de MRA wordt al langere tijd gekeken naar geschikte hublocaties. In de uitwerking zijn de meest kansrijke locaties in kaart zijn gebracht. Belangrijk daarbij was de afstand tot Amsterdam, vertelt Feike-Jan: ‘Te dicht bij Amsterdam heeft het weinig zin, want dan sta je al in de file voor je bij de hublocatie bent. Te ver van Amsterdam is ook niet ideaal want dan lig je voor minder forenzen op de route of zit je weer een uur in die trein of bus. We hebben dus gezocht naar locaties die daar tussenin zitten.’
Vervolgens heeft het duo twee kansrijke locaties uitgewerkt in een concreet voorstel: Eén bij Almere ’t Oor, langs de A6. Een ander bij bedrijventerrein De Liede, tussen Haarlem en Amsterdam. Waarom leken deze locaties zo geschikt? ‘Beide locaties liggen buiten de ring, maar niet te ver van Amsterdam. Er zijn al kwalitatieve OV-verbindingen in de buurt en er is nog genoeg ruimte om iets te realiseren’, noemt Anne. Toch bleek het uitbouwen van beide locaties niet zo simpel.
Lokale behoeften en bovenlokaal belang
Hubs kunnen een spilfunctie vervullen in de mobiliteitstransitie, maar dit bovenlokale belang strookt niet altijd met lokale behoeften, vertelt Anne. ‘Een van de conclusies is dan ook geweest dat niet alleen ruimtelijke inpassing en het mobiliteitsverhaal ertoe doen. Ook moet zo’n ontwikkeling aansluiten op de behoeften van de lokale gemeenschap. ’ Dat is niet altijd eenvoudig.
‘De locatie nabij Almere ‘t Oor zou voor de stad zelf ook van toegevoegde waarde kunnen zijn, voor mensen met Almere als bestemming. Tegelijkertijd heeft Almere ook de ambitie om een autoluwe wijk te bouwen op deze locatie. Een hub bouwen voor 2000 auto’s past niet bij deze plannen.
Waar ligt het initiatief?
De twee merken daarnaast dat er een discrepantie bestaat tussen het bovenlokale belang en het gebrek aan initiatief bij lokale partijen. Lange tijd werd gedacht dat gemeentes zelf de kar zouden trekken bij de realisatie van corridorhubs, vertelt Anne. ‘Gemeentes hebben echter ook veel andere belangen en willen niet een parkeerplaats worden van Amsterdam. We kunnen ook niet verwachten dat zij zich inzetten voor een project dat vooral voor de regio als geheel van belang is. Je merkt daardoor dat niemand echt de leiding neemt.’
Daarom wordt nu gewerkt aan een voorstel om ‘af te stappen van dat sentiment van “alle ballen op de gemeente” naar een meer gezamenlijke aanpak, met gezamenlijke financiering en gezamenlijk eigenaarschap. Feike-Jan: ‘Het is belangrijk dat de regionale overheden en het Rijk erkennen dat daar ook voor hen een belang ligt, en dat dat betekent dat zij met iets over de brug moeten komen. Het vraagt dus om initiatief, op alle bestuursniveaus.’
De neuzen dezelfde kant op krijgen
Het organiseren van dat proces is complex en vraagt om een lange adem, vertelt het duo. Immers, belangen en verantwoordelijkheden moet je verdelen over veel verschillende partijen: ‘RWS gaat over het wegennet, OV-verbindingen liggen bij de vervoerregio of provincie en voor de fiets staat de gemeente aan de lat. Al die puzzelstukjes om van een corridorhub een succes te maken liggen daarmee ook bij allerlei verschillende partijen op tafel. Daardoor is het moeilijk zoiets in een paar jaar te realiseren.’
Dit najaar presenteren Anne en Feike-Jan hun plannen aan het DO SBaB. Hierin doen zij voorstellen voor de kortere termijn. ‘Stap één daarin is het aanstellen van een kwartiermaker die een ronde zal maken langs alle betrokken partijen. Dit om de neuzen dezelfde kant op te krijgen.’
De twee hebben een lijst met bestaande P+R-locaties opgesteld die relatief snel uitgebreid en verbeterd kunnen worden om zo een grotere rol als corridorhub te kunnen vervullen. ‘Het is de bedoeling dat de kwartiermaker projectteams gaat opstellen met mensen die namens die verschillende organisaties meedraaien in die projecten’, vertelt Feike-Jan. ‘Misschien worden het er niet direct zes en beginnen we op één plek. Maar dan leren we wel direct wat het betekent om met verschillende partijen gedegen samen te werken in de realisatie van een corridorhub.’
Anne: ‘Het is goed om te benadrukken dat de corridorhub op zichzelf niet de heilige graal is. Samen met alle onderdelen uit het MTB werken we richting die nieuwe werkelijkheid. Spreiden, mijden, thuiswerken en het creëren van multimodale netwerken. Alles tezamen maakt dit succesvol. Met de corridorhub maak je een efficiëntieslag op het bestaande netwerk. Het is daarmee een soort katalysator voor de mobiliteitstransitie.’