Tot eind 2019 is Gerrit van der Plas van de Vervoerregio Amsterdam nog twee dagen per week verbonden aan het programma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid. De andere vijf dagen geniet hij van zijn pensioen. In dit interview blikt hij terug op de op de start van Samen Bouwen van Bereikbaarheid en de intensieve Rijk-regio-samenwerking. Maar hij kijkt ook vooruit naar de stappen die nog gezet moeten worden richting het BO MIRT dit najaar. Een belangrijk moment voor het programma. “We moeten een reëel beeld op tafel leggen waar iedereen zich in kan vinden.”
Van der Plas was samen met Robert Hijman van het ministerie van IenW projectmanager van de programmalijn Netwerken, Ringen en de Stad. Hijman werkt inmiddels aan het opstellen van het gezamenlijke ontwikkelpad Verstedelijking en Bereikbaarheid MRA 2025-2040. Maar ook Van der Plas zit niet stil. Wel heeft hij in de twee dagen dat hij nog voor het programma werkt een veel vrijere rol dan voorheen: “Ik geef hier en daar advies, voor het programma of het ontwikkelpad. Daarnaast heb ik een ambassadeursrol. Ik ben vanaf het begin bij het programma betrokken, dus ik heb een hoop bruikbare contacten en kennis die goed van pas komen in deze fase."
Duo-aanpak
Van der Plas werkte lange tijd zij aan zij met rijkscollega Hijman. Deze werkwijze waarin Rijk en regio samenwerken is na de start van het programma ingevoerd. Volgens Van der Plas is dit een goede keuze geweest: “De duo-aanpak verhoogt het wederzijdse begrip en de samenwerking. Het vraagt aan twee kanten begrip voor elkaars standpunten. Ik heb deze manier van werken als zeer plezierig ervaren. Voorheen zaten we als losse clubjes aan tafel. Nu zitten we niet langer tegen over elkaar, maar naast elkaar aan tafel. We zijn samen de oplossingsrichtingen aan het verkennen. En natuurlijk kom je weleens tegenover elkaar te staan, bijvoorbeeld als het gaat om de verdeling van financiën, maar die discussie begint anders. Je werkt nu immers vanuit gedeelde belangen.”
Goed op weg
Samenwerken is vanaf de start van het programma het uitgangspunt geweest. Rijk en regio die samen de opgaven, knelpunten en oplossingen bepalen. “We zijn met al deze betrokken partijen goed op weg”, zegt Van der Plas. “Een gevaar is wel dat partijen om ons heen, die wat minder betrokken zijn bij het reilen en zeilen van het programma, ook wat minder goed met ons samenwerken. Soms zie je dan dat er ambtelijke en bestuurlijke standpunten worden ingenomen die haaks staan op de onze. Dat gebeurt soms bewust, maar soms ook omdat er te weinig zicht is op wat wij doen.”
Draagvlak
De kunst is om ook bij die partijen draagvlak te creëren, aldus Van der Plas. “Zodat we met een samenhangend pakket aan maatregelen komen, in plaats van losse oplossingen. We moeten zorgen dat we bij zoveel mogelijk stakeholders draagvlak creëren en voorkomen dat partijen keuzes maken die enkel gebaseerd zijn op eigen lokale of sectorale belangen. Hopelijk kan ik met mijn ambassadeurschap zorgen voor een groter draagvlak.” Van der Plas hoopt dat kan worden voorkomen dat de gezamenlijkheid onder druk komt te staan. “Linksom of rechtsom zullen er keuzes worden gemaakt die niet voor iedereen even plezierig zijn. Keuzes die voor de MRA als geheel wél de beste keuzes zijn. De kunst is om iedereen op dat niveau te laten denken.”
Bestuurlijke besluiten
Het behouden van het draagvlak is – zeker de komende maanden – van groot belang. In november staat bij het BO MIRT het ontwikkelpad op de agenda. “De bestuurders moeten dan goede, breed gedragen besluiten kunnen nemen”, zegt Van der Plas. “Tot die tijd moet er nog een hoop gebeuren. Het verhaal moet inhoudelijk kloppen, het moet duidelijk zijn wat voor consequenties onze keuzes hebben, we moeten zicht hebben hoe we dit kunnen realiseren qua tijd en geld, enzovoort. Kortom, we moeten een reëel beeld op tafel leggen waar iedereen zich in kan vinden. Dat kan best lastig zijn. Het helpt dan als je je keuzes goed kunt uitleggen. Daar zijn we nu volop mee bezig.”
Toekomstbeeld
Het programma kijkt natuurlijk verder dan november 2019. Hoe ziet Van der Plas de toekomst voor zich, op het gebied van mobiliteit? “In de hele Amsterdamse regio worden nu alle bussen elektrisch. Waarschijnlijk zullen in 2040 ook een groot deel, zo niet alle, auto’s elektrisch zijn. Het gevaar is dan dat mensen denken dat ze wel kunnen blijven autorijden, omdat het toch niet zo slecht is voor het milieu. Dat is een groot misverstand, want het fileprobleem blijft. Het wordt alleen maar drukker, als je kijkt naar woningbouw en werkgelegenheid. Daarom zijn we nu al bezig met allerlei oplossingen.” Volgens Van der Plas moeten we vooral zorgen dat mensen die auto uit gaan. “Het ov moet plezierig, veilig en betrouwbaar zijn. We kunnen nog veel winst behalen als het gaat om goede, snelle overstapmogelijkheden. En in de nieuwe stedelijke gebieden die we nu ontwikkelen moet het ov een lokale én regionale functie bedienen. Die verbindingen moeten klaar zijn voordat de huizen worden opgeleverd. Anders stappen mensen in de auto en komen ze er moeilijk uit. Zaak is daarom om verschillende oplossingen te bieden, waarin we verder kijken dan de wijk of gemeente alleen. Alleen dan houden we de regio bereikbaar. Ik heb er alle vertrouwen in dat het dit programma gaat lukken!”